Suzanne
Geboren in Kinshasa in 1944

Als ze even tijd voor zichzelf maakt, luistert Suzanne naar muziek. Alle genres. Maar tijd is maatschappelijk engagement voor Suzanne. De lijst lokale, nationale en Europese organisaties waar ze vandaag actief aan participeert is lang. Als voorzitster van Africalia bijvoorbeeld.
Altijd staan vrouwen en de Afrikaanse context centraal. Haar grote motivator is haar moeder en àlle vrouwen die - ondanks tegenslagen en moeilijke omstandigheden - het beste van zichzelf geven voor hun kroost, hun omgeving en zichzelf.
Geboren in 1944 in Kinshasa maakte ze de Congolese geschiedenis van nabij mee: Belgische kolonie, onafhankelijkheid, democratie, dictatuur, vernieuwde democratieën... In de jaren '80 kwam ze naar België omwille van gezondheidsproblemen. Haar droomjob als docent in het hoger onderwijs liet ze achter in Zaïre en in België begon ze opnieuw. 'Papoter' met de buren of 'coccoïser', zorgen voor de kleinkinderen - zoals ze in het Lingala zeggen. Ze combineert het allemaal.
Ontdek hoe en waar Suzanne een verschil maakte tijdens haar rijkgevulde loopbaan. En wat ze nog allemaal van plan is...
"Identiteit is altijd meervoud. Mijn identiteit kies ik. Maar ik ben óók wat anderen mij geven."
In Kinshasa studeerde ik Romaanse filologie, een privilege dat ik dank aan mijn moeder. Uiteindelijk werkte ik als hoofddocent pedagogie aan de lerarenopleiding secundair onderwijs voor jonge vrouwen in Gombe bij Kinshasa. Toen ik in de jaren '80 naar België kwam zocht ik werk in dezelfde sector maar dat was toen te moeilijk. Pas op, ik heb écht gezocht; deelgenomen aan overheidsexamens, alles. En ik had nog geluk; ik kon mijn geschreven eindwerk voorleggen aan een Belgische commissie die na lang beraad mijn Congolees diploma valoriseerde. Als ik vandaag vrouwen en mannen van Afrikaanse origine zie in een publieke functie, denk ik nog steeds 'waw'! Er is toch wat veranderd... Maar we zijn er nog niet, hé!
Integratie of het samenleven met Belgen was niet mijn probleem. Ik was het gewend om in een gemengd team van Congolese collega's en Europese coöperanten te functioneren. We deden in RDCongo hetzelfde werk en droegen dezelfde verantwoordelijkheden. Franse, Roemeense of Belgische collega's verdienden wel 10 maal meer dan wij, het lokale personeel. Toch was er weinig plaats voor paternalisme. Witte en Congolese collega's verdeelden opportuniteiten zodat niemand zich een bedelaar hoefde te voelen in het team. Ook jaloezie had weinig zin; coöperanten werden door hun respectievelijke overheden betaald. Enkel de Congolese overheid kon het loonprobleem binnen onze onderwijsstaf oplossen.
Maar in België was ik mijn rol als docent, mijn plek in de maatschappij, kwijt en dat kwam hard aan. Uiteindelijk vond ik erg interessant werk bij een NGO, een niet-gouvernementele organisatie. Ter voorbereiding van de tentoonstelling '100-jarige relaties tussen België en RDCongo' deed ik onderzoek en verzamelde informatiebronnen zoals film- en radiofragmenten, krantenknipsels,... van Congolese en Belgische auteurs. Ons onderzoeksteam - mannen, vrouwen, Belgen, Congolese Belgen en Congolese nieuwkomers - bracht een gamma aan stemmen in kaart over de koloniale periode en later. Dat leidde tot felle discussies en uitwisselingen tussen onderzoekers onderling en met auteurs. De witte collega's handelden niet uit superioriteitsgevoel. Iedereen kon vanuit zijn/haar veilige omgeving deelnemen aan dat moeilijke debat. Wij, de Afrikanen van het team, hoefden ons dus niet op te sluiten in onze identiteit. Door op gelijke voet met anderen kennis te delen en van gedachten te wisselen, ben ik erachter gekomen hoe mechanismen achter discriminatie en racisme werken. Dat was belangrijk want zo kon ik beslissen hoe ik daar als individu verder mee omga. Bovendien was de methode om interacties aan te gaan met experten in uiteenlopende disciplines, zeer verrijkend. Met die 'andere bril' naar fenomenen als uitsluiting, stereotypering en xenofobie kijken, maakt je analyse mogelijk.
Ik ben voor NGO's blijven werken. Zij zetten de deuren wél open voor mijn ervaring en competenties en waren bereid me belangrijke taken toe te vertrouwen, zoals de vorming van ngo-coöperanten en evaluaties van ontwikkelingsprogramma's. We reisden naar RDCongo, Senegal, Guinee-Conackry, Zimbabwe en Honduras om er ontwikkelingsprogramma's, gefinancierd door de Belgische internationale samenwerking, te evalueren. Bij die terreinbezoeken ontmoette ik indrukwekkende vrouwen en mannen. In Butembo, Noord-Kivu (RDCongo) sprak ik met ex-soldaten en die aan hun professionele re-integratie werkten. Jonge lokale vrouwen waren verantwoordelijk voor opleidingen als metselaar en schrijnwerker. Vanuit hun getraumatiseerd milieu gingen ze aan de slag met even getraumatiseerde jonge mannen. Weet je, onderwijs, vorming en evaluaties maken zijn een beetje hetzelfde, het zijn leerprocessen: leren uit ervaring en via interacties je opstellen om later anders en beter te doen.
Uiteindelijk koos ik bewust om halftijds aan de slag te gaan bij het 'Centrum voor Intercultureel Management en interculturele communicatie', kortweg CIMIC, als docent en consulent. Particuliere bedrijven en de Vlaamse overheid (waaronder VDAB) waren vragende partijen naar input en expertise rond diversiteit. Ik wilde die diversiteit vanuit de diaspora invullen. Enerzijds door de complexe wetgeving aan te passen, anderzijds door de bedrijfscultuur te veranderen. We hebben toen stappen in de goede richting kunnen zetten. Openstaande vacatures moeten nu - naast de traditionele diplomavereisten - ook 'of gelijkwaardig door ervaring' vermelden. En bij aanwervingen wegen competenties door. Een andere managementcultuur dringt zich op. Dat moet, want het loopt nog té vaak erg mis.
Al die tijd bleef ik me vrijwillig engageren in verenigingen en organisaties. Op vlak van gender, arbeid, klimaat en dekolonisatie. Op Belgisch en Europees niveau. In de jaren '90 ratificeerde België belangrijke Europese en internationale verdragen voor mensen met migratieachtergrond. Die verbintenissen moesten nauw opgevolgd worden: deed België wat het beloofde; hoe verliepen die processen; konden er resultaten worden vastgesteld,... Verenigingen houden de vinger aan de pols van beleid en politiek. Maar het zette ons, als verenigingen, ertoe aan onszelf beter te organiseren. Toen de EU werd opgericht werden 'onderdanen uit derde landen' expliciet genoemd als gesprekspartner. Tijd dus om platformen of 'interfaces' op te richten. CCAE/B (Conseil des communautés africaines en Europe/Belgique) is bijvoorbeeld zo'n platform. Tussen 1996 en 2000 was ik secretaris-generaal van het Migrantenforum van de EU.
Ik werd ook gevraagd voor de 'Nederlandstalige Vrouwenraad' en de 'Commissie Vrouwen en Ontwikkeling', federale instituten die de genderaspecten van het Belgische beleid en het Belgische internationale beleid op de korrel nemen. Allemaal wegen om aan gelijke rechten te werken. Denk maar aan de strijd van gelijk loon voor gelijk werk. Want de wet mag dan wel duidelijk zijn: discriminatie van Belgische vrouwen en Belgische vrouwen van andere origine is onmogelijk. Maar voor vrouwen die niet Belg zijn ??? Let op, vrouwen hebben zelf niet stilgezeten de laatste jaren. Zij hebben zelf steeds scherper kunnen aanwijzen waar en hoe het misloopt met hun rechten. Zo maken we vooruitgang.
Tot vandaag ben ik voorzitter van het 'Platforme des femmes de la diaspora en Belgique'. Via die weg was ik onafhankelijk observator bij de Congolese verkiezingen van 2016. We financierden ook een sensibiliseringsprogramma met lokale Congolese organisaties om meer vrouwen naar de stembus te krijgen en actief deel te nemen aan de Congolese politiek.
Momenteel ben ik medeorganisator van een tof uitwisselingsprogramma. Jonge vrouwen uit RDCongo, Togo, Cameroen en Rwanda delen hun kennis en ervaringen rond productiemethodes op het platteland en in de landbouw. Via terreinbezoeken wisselen ze hun expertises uit over omgaan met klimaatverandering of hoe ze voedselzekerheid in hun stedelijke omgeving organiseren, nieuwe productiemethodes en technieken,... Heel boeiend!
Een andere mijlpaal in mijn engagementen was de internationale VN-conferentie rond racisme en discriminatie van Durban in 2002. Een moeilijke conferentie. België behoorde er zeker niet tot de slechtste leerlingen van de klas en ratificeerde de 'verklaring rond personen van Afrikaanse afkomst' en implementeerde een 10-jarig actieplan dat mechanismen tegen discriminatie en racisme moet opzetten. Dat volgen we nog steeds goed op. Het was jammer dat die conferentie overschaduwd werd door een hetze rond het gebruik van woorden en termen. Voor mij was de conclusie: laat mensen en groepen zelf kiezen hoe ze zich willen noemen: 'van Afrikaanse afkomst', 'erfgenaam van de slavernij' of 'lid van de diaspora'.
Identiteit is altijd meervoudig. Ik ben Suzanne, een vrouw, een oma, inwoner van Geraardsbergen, Congolese Belg,... Mijn identiteit kies ik. Maar ik ben óók wat anderen mij geven. Vlamingen vragen graag 'waar kom je vandaan?'. Ik begrijp jongeren die geen zin hebben om daarop te antwoorden. Zij hebben geen zin om zich in dat antwoord, in die ene identiteit te laten opsluiten.
En wees nooit tevreden met een rol als slachtoffer. Werkelijk iedereen is al met racisme of discriminatie in de samenleving geconfronteerd geweest. Rechtstreeks of onrechtstreeks. Maar door je te informeren en interacties met anderen aan te gaan, kom je erachter hoe de mechanismen achter discriminatie en racisme werken en hoe je daar als individu mee kan omgaan.
Als ik geconfronteerd wordt met racisme probeer ik in te schatten waar die persoon voor staat. Is het iemand met wie ik een debat kan aangaan? In geval van primair racisme, bijvoorbeeld schelden in de metro, heeft debat geen zin. Is hij/zij overtuigd van het eigen gelijk? Bijvoorbeeld: "kolonialisme is allang voorbij". Dan verlies ik mijn tijd niet met discussiëren. Maar wie twijfelt, verdient respect en een eerlijk debat. Dàn kunnen we aan tafel zitten en nagaan waar en hoe het mis ging zodat discriminatie en racisme konden ontstaan. Ik geef toe, deze debatten vragen véél tijd en véél energie. Maar goed, we debatteren om niet met elkaar op de vuist te gaan hé. En ik situeer mezelf bij de moderatoren; via een eerlijk debat maak je de samenleving opener. Ik zie hier een belangrijke taak voor de overheid als moderator en organisator. Want nadat elke partij zijn frustraties en grieven heeft gelucht, moeten mensen worden samengebracht rond de vraag : 'hoe gaan we hier nu verder mét elkaar?' Dat is een samenleving: samen leven.
Verandering vraagt veel tijd en gebeurt op vlak van structuren en mentaliteit én is werk van sensibilisering door overheid en verenigingen. Weet je, ik probeer altijd een openheid van geest te bewaren. Openheid is zoveel interessanter; alles is dan nog mogelijk voor jezelf en voor de andere.